Hem en Haar

Mijn pseudozelf Vic was vorige week wederom te bewonderen op Blue Diamond. En hier geef ik hem met alle plezier ook de ruimte. Longreadse! 😉


Mannen en hun haar. Het is altijd een beetje zoeken en vooral letten op wat nu done en not done is. Wat in het ene tijdschrift als positief wordt beschreven, kun je zomaar in tegenovergestelde versie elders lezen of horen. Alertheid blijft dus geboden. Om verwarring te voorkomen: ik heb het specifiek over lichaamsbeharing, want als ik me niet vergis is het een vrij algemeen gegeven dat mannen met een prettige bos haar die de Ziekte van Hedel: “meer haar op je zak dan op je schedel” uitsluiten, kunnen rekenen op een ruime vrouwenbelangstelling. Dat is een lange zin die kort door de bocht gaat, maar het punt is duidelijk.
Het komt wel eens voor dat ik als ik niet kan slapen of gewoon zomaar wat mijmerend voor me uit zit te staren, word overvallen door haarvragen. Moet je bijvoorbeeld als relatief onbehaarde man nu juist borsthaar laten implanteren? Of moet je bij een overkill aan hariteiten de haargrens door laten lopen tot over de rug in een rechte lijn naar beneden? En schaamhaar? Moet zich dat nu echt voor zijn aanwezigheid generen, moet het echt helemaal kaal daar beneden? En dan zijn er nog de fanatieke wielrenners onder ons die vol overtuiging hun beenhaar laten waxen. Want geloof me, die kerels gaan ver in het verbreken van hun persoonlijke record op de vijfhonderd meter sprint; het biertje na de Tocht der Tochten inclusief venijnige brugbeklimming moet tenslotte wel worden verdiend!

Hem en haar

Lichaamshaar. Het is een wondere wereld die ik op jonge leeftijd betrad toen ik als jongetje dat net begon te puberen merkte dat mijn vier maanden jongere neefje zich als bij toverslag begon te scheren. Ik weet nog hoe ik mijn tante met twinkelende ogen tegen mijn moeder hoorde zeggen dat haar zoon ineens zo’n grote jongen werd. En inderdaad, ik kon als alerte jongeman niet ontkennen dat er bij mijn neefje dingen op zijn lichaam groeiden die ik bij mij met de beste wil van de wereld niet kon zien. En niet alleen mijn neefje was zich zienderogen aan het vermannen. Bij mij in de brugklas zat een jongen waar ik tijdens het omkleden bij de gymles met een groeiende afgunst naar keek. En dat in een omgeving die iedereen zich wel voor de geest kan halen, je weet wel: in zo’n aftandse kleedkamer vergeven van de puberende zweetlucht vermengd met de lucht uit het toilet en dat weelderig gemixt met de penetrante geur van stinkvoeten. Maar goed, die ontkiemende jaloezie vond in mijn onderontwikkelde hersenpan vruchtbare grond. Maar ik zweer je dat die gast het lichaam van een volwassen vent had en hij kreeg de baard ruimschoots in de keel. En als klap op de vuurpijl had hij ook nog eens een enorme spierontwikkeling. En dat met zijn amper twaalf jaar! En dan stond ik daar met mijn dunne, bleke, kale beentjes en schrale lijf. Oké, ik had wel een beetje spieren, ik voetbalde naar hartenlust, maar het sloeg helemaal nergens op als ik het vergeleek met zijn benen van staal.

Ik maakte me in die tijd onbedaarlijk zorgen om mijn maar niet op gang komende lichaamsbeharing. Dagelijks controleerde ik obsessief mijn kin, wangen, hals, benen en armen en hoopte zo vurig dat er op een mooie dag als ik in de spiegel keek een weelderige haardos zich van mijn lichaam meester zou hebben gemaakt. Inclusief goed ontwikkelde spiermassa, ik bedoel, als we dan toch bezig waren. Zo ging dat in mijn fantasie. En in die dagen was dat de werkelijkheid waarin ik leefde. Het zou allemaal waarschijnlijk van de ene op de andere dag gebeuren. Want de weg der geleidelijkheid, dat was natuurlijk een regelrecht fabeltje, verzonnen door die zelfingenomen, volwassen en dik behaarde en bebaarde mannen.

Hoe het allemaal echt is gegaan, ik weet het niet meer. Ik weet nog wel heel goed dat ik op een dag naar mijn benen keek en verdomd: haar! Hoe kon dat zo ineens? Ik begreep het niet. Achteraf denk ik dat ik toch in staat ben geweest om mijn obsessie los te laten. Kan niet anders. Al was het maar omdat ik zo dwangmatig mijn kin bleef bestuderen op zoek naar scheerwaardige haren dat ik uiteindelijk en in in het diepste geheim gewoon maar ben begonnen met scheren. Ik had namelijk ergens gehoord dat er dan vanzelf een baard zou gaan groeien. Dus trillend van stiekeme spanning ging ik afwisselend met het scheermesje van mijn broer en het scheerapparaat van mijn vader aan de slag. Ik weet nog dat ik een golf van blijdschap voelde toen ik eindelijk een heuse, stevige haar op mijn kin ontwaarde. Ik ging er blijkbaar zo in op dat ik de geleidelijke ontwikkeling (dus toch!) van mijn lichaamsbeharing domweg niet in de gaten had.

Kortom: kleine jongens worden groot. Ik prijs me inmiddels oprecht gelukkig dat ik matig lichaamsbehaard ben. Het scheelt me een berg scheerwerk en dat komt me erg goed uit, want de tijd die ik ermee bespaar besteed ik veel liever aan andere dingen. Dat had ik als jongetje natuurlijk nooit kunnen denken. Elke man krijgt blijkbaar het haar dat hij verdient. En wat de beharingscode betreft houd ik de gulden middenweg aan: het zit waar het moet zitten, maar wel netjes verzorgd. Daar voel ik me het best bij. En daar is iedereen dan weer bij gebaat.

4 gedachten over “Hem en Haar

Reacties zijn gesloten.