Boswandeling

Fijn een stukje wandelen. Ik kies een met pauwenpaaltjes gemarkeerde tocht van vijf kilometer. Precies lang genoeg op alweer een bloedverziekend hete dag met teenslippers als enig schoeisel. Al blijkt dat al snel schroeisel te zijn op zowel het smeulende asfalt als op de helshete zandpaadjes. Gelukkig gaat de tocht vooral door het bos. Weinig verhard, maar ik doe net of ik zo’n beroepswandelaar ben die al weer een paar jaar bekend staat om zijn uitsluitend op slippers de lanen in-beleid. Sterker – deze wandelaar is eigenlijk allang toe aan een volgende uitdaging. Maar niet vandaag.

In het bos ben ik mijn leven niet zeker. Het zoemt en het gonst en fokking agressief ook! Wow. Ik snap het wel. Die vliegbeesten snappen ook niet veel van deze hitte in september. Compleet over de zeik zijn ze. En dan komt er zo’n malloot met open overhemd, korte broek, slippers en een rugzak met een flesje water, krentenbollen en een banaan keileuk door hún bos wandelen. Alsof het allemaal al niet erg genoeg is. Zoemen man, zoemen! Vlieg ‘m om z’n kop, tegen zijn oor, maakt niet uit. Ten aanval!
Weet je, ik laat ze maar. Ik wapper af en toe loom en met een zekere arrogantie wat met mijn handen en loop ogenschijnlijk rustig door. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd. Eikeltjes bijvoorbeeld. En joekels van dennenappels. Die dingen zijn allemaal levensmoe en flikkeren een voor een naar beneden. Verschroeid, verteerd, verpletterend. Oké, ik heb mazzel. Geen een weet mij te raken. De paden zijn relatief breed en zelfs wanneer het smal is, heb ik het geluk aan mijn zijde. Bofkont ben ik. In het begin durf ik nauwelijks even stil te staan om naar de stilte te luisteren. Met af en toe in de verte de lokroep van Help Mijn Man Is Specht. Althans, ik vermoed dat er ergens een kerel aan het timmeren is, maar nee: zover ben ik dus verwijderd van dat wat we natuur noemen. Het blijkt echt een flinke spechtenhood te zijn hier. Ik zie ze bezig. Het maakt toch indruk. Als er dan even verderop twee gaaien opschrikken van mijn lompe geflipflap en voor me uit vluchten, schiet ik bijna vol. Zoveel ontroerend moois is me teveel. Het zal wel slaapgebrek zijn – zo labiel als een deur. Een draaideur in een slooppand. Mind you.

Oh ja, er was ook nog een vrouw die haar hond he-le-maal kapot scheldt omdat het beest het in zijn zotte hondenhoofd haalt om in een bosmeertje te zwemmen. Is ook idioot natuurlijk. Als het beest er dan eindelijk uitkomt blijft hij op veilige afstand van zijn zongestoken baasje. Slimme dude. Hij kijkt, al beeld ik me dat vast in, allesbehalve schuldbewust. Eerder een blik van: wie is hier nou gestoord?

De paaltjes met pauwen ben ik al snel kwijt. Ik verlies op een of andere manier altijd de meest niet te missen bewegwijzering uit het oog – niet uit het hart. Inmiddels vind ik dat ik wel lang genoeg heb gewandeld, maar ja, paaltje met pauwtje zonder witteman waar ben je dan? Ik besluit uit compassie met de omgeving mijn innerlijk kompas te volgen. Google Maps ligt namelijk ongeduldig te smartphonen in het voorvak van mijn tas, maar ik wil het eerst zelf proberen. Gaat nog best aardig. Toch eisen mijn voetzolen en lieve vermoeide beentjes op een gegeven moment dat ik minstens even een richtingscheck doe. Vooruit dan maar. Wat blijkt? Ik loop bijna goed! Een toefje trots op mezelf stuur ik wat bij en ja hoor, na amper tien minuten: tadaaa, de Volksabdij! Ik weet mijn gevoel van superioriteit te dragen als een zojuist ontbochelde Quasimodo en loop de trap op naar mijn kamer. Tas op de grond, kleren uit en linea recta de douche in. Oh heerlijke basale luxe, oh fijne douche met je pisstraaltje. Wat kan het leven soms onbetekenend heerlijk zijn.


foto’s in eigen beheer