Tantralus

gedachten als slangen kronkelend door tijd en zin
gedreven, verdreven, verhit en verzuchtend
ze glibberen, de lijven door het schemer heimelijk verhuld

wellustig het lichaam, het smeken om meer
het licht dooft, het verkleurt, verbleekt, verschrompelt
de vloek die nooit rust, de diepste geheimen

borrelend komen ze boven drijven terwijl de moed zinkt
en het gemoed zingt onbedaarlijk rond
kraakt valse noten met melodieus gejammer

de modderstroom, de overvloed, de vaart der volkeren
verdrink in weemoed, ga onder in smart
en wee de moedige dronkaard