Klappertjes

Ik was me er eentje. En stiekem hoop ik dat nog steeds te zijn. Maar echt hoor, ik kon als kind het bloed onder mijn moeder haar nagels vandaan halen. En ook mijn vader kon mij soms wel eens achter het spreekwoordelijke behang plakken, heus.

Opvoeden is geen kunst. Het is gewoon maar hopen dat wat je doet het juiste is. Meer kun je niet doen. Er is geen blauwdruk, geen handleiding of instructiekaartje met geinige emoticons, maar je kunt hier en daar wel wat tips en trucs uit boeken halen of zelfs van het almachtige internetniet plukken. Een beetje goedbedoeld advies van vrienden, familie en vage kennissen is over het algemeen vet irritant en heel soms zit er wel iets bruikbaars tussen. Professionals moet je mijden als de pest. Die zeggen allemaal dingen die je allemaal al hebt geprobeerd en geven je vooral het gevoel dat je precies alles niet goed doet.
Dus ja, over het algemeen moet je zelf het wiel uitvinden. Althans, als het een wiel is. Moet je ook maar afwachten. Misschien is dat wel het hele ding: het is geen wiel en je moet uitvinden wat je aan het uitvinden bent. Nou, dus dat – het dekt de lading wel zo’n beetje.

Hoe dan ook, ik was me er eentje. Ik kom uit een tijd dat een paar tikken op de billen soms wonderen deden. Bij mij leidde het bijna altijd tot hysterische lachbuien en hilarische taferelen. Achterwaarts de trap op, kronkelend over de vloer, rennend door het huis: alles om de billenkoek niet te hoeven happen. Mijn moeder was (en is) te goed voor deze wereld. En dus ook voor mij. Eigenlijk wilde ze alleen maar dat ik eindelijk eens luisterde en niet zo’n koppig ik-wil-het-nu!-kind was. Blijkbaar had ik al snel door dat er altijd wel iets te fixen viel als je mij een kiertje ruimte gaf.

Bij mijn vader lag dat iets anders. Hij zei in die tijd niet veel en wist (hoe deed ie dat??) mij juist altijd wel een ferme tik te verkopen. Zonder wisselgeld, gewoon handje contantje. Achteraf snap ik het wel: mijn moeder had de hele dag met twee apen van jongens te maken, iedere dag. Die was er op een gegeven moment wel klaar mee en dat zagen mijn broer en ik al van mijlenver aankomen. Tijd zat dus om wat energie te sparen voor een potje hit and run met moeders.
Mijn vader kwam kapotmoe thuis op ongezette tijden, wilde zonder gezeik aan zijn kop op de bank liggen of gewoon televisie kijken, zei verder niets en deelde zomaar als bij toverslag een rake klap uit. Alsof ie zich er de hele dag op had voorbereid.

Nu lijkt het alsof er elke dag klappen vielen. Zo was het niet. Verre van zelfs. Anders zouden we elkaar tegenwoordig niet met een hartelijke knuffel begroeten en op z’n tijd nog eens wat van die maffe herinneringen ophalen, geloof mij nou. Het zijn schatten die twee op vijf hoog. En ik hoop dat ze nog heel lang op deze idiote aardbol rond mogen lopen. Desnoods met een klappertjespistool.
Oké, dat slaat nergens op.