Warrel

De zomer was koud, ongewoon koud
het sneeuwde zelfs heel even, zomaar op een dag

De klokken luidden en het geluid klonk anders dan anders
niet zomers – open, warm en luchtig,
maar ook niet winters – niet gedempt

Mensen schuifelden door de witte straten, de zon stond hoog
zonnebrillen op om niet verblind te worden door het felle licht

Het was koud die zomer, heel koud
zelfs de sneeuw leek van slag die godvergeten dag
en dan moest het nog februari worden.